Onze uitbreiding krijgen

Soort

Van Wikipedia, maar dan visueel aantrekkelijk
De hiërarchie van de acht belangrijkste taxonomische rangen. Een geslacht bevat een of meer soorten. Tussenliggende rangen zijn niet afgebeeld.LevenDomein (biologie)Rijk (biologie)Stam (biologie)Klasse (biologie)Orde (biologie)Familie (biologie)Geslacht (biologie)Soort

De hiërarchie van de acht belangrijkste taxonomische rangen. Een geslacht bevat een of meer soorten. Tussenliggende rangen zijn niet afgebeeld.
De hiërarchie van de acht belangrijkste taxonomische rangen. Een geslacht bevat een of meer soorten. Tussenliggende rangen zijn niet afgebeeld.

Een soort is in de biologie een elementaire taxonomische rang bij de indeling van de levende natuur (taxonomie). Een veelgebruikte definitie is dat een soort bestaat uit alle individuen die zich onder natuurlijke omstandigheden (dus zonder menselijk ingrijpen) onderling kunnen voortplanten, en daarbij vruchtbare nakomelingen voortbrengen.[1] De individuen binnen een soort vertonen morfologische en genetische overeenkomsten, maar ook onderlinge verschillen (natuurlijke variatie), zoals kleurvarianten, verschillen in afmeting of variatie in gedrag.

Soorten worden altijd in een geslacht geplaatst, en verwante soorten bij elkaar in hetzelfde geslacht. Een soort kan worden onderverdeeld in verschillende ondersoorten en deze weer in variëteiten, op grond van kleine, minder belangrijk geachte verschillen. Het ontstaan van nieuwe soorten uit bestaande, de soortvorming of speciatie, wordt onderzocht in het vakgebied van de evolutiebiologie.

De afgrenzing van een soort tegenover andere soorten is tot op zekere hoogte arbitrair, omdat dat voor een deel afhangt van het oordeel van de onderzoekende specialist. Behalve morfologische en anatomische kenmerken worden bij niet-fossiele organismen ook andere kenmerken gebruikt om verwantschap te bepalen, zoals de onderlinge kruisbaarheid, en de volgorde van aminozuren in eiwitten of van de basen in DNA en RNA. DNA en RNA zijn te vinden in de celkern, in mitochondriën, in plastiden en in de ribosomen in het cytoplasma. In de paleogenetica worden monsters van fossiele resten van organismen onderzocht op DNA en RNA.

Ontdek meer Soort per onderwerp

Biologie

Biologie

Biologie is de natuurwetenschap die zich richt op organismen, levensprocessen en levensverschijnselen. De biologie omvat een breed scala aan vakgebieden waarin men onderzoek doet naar fysieke structuur, chemische processen, moleculaire interacties, fysiologische mechanismen, ecologische samenhang, ontwikkeling en evolutie. Biologie erkent de cel als de fysieke basiseenheid van het leven, genen als de basiseenheid van erfelijke informatie en evolutie als het mechanisme achter het ontstaan en het uitsterven van soorten. Organismen zijn open systemen die in staat zijn te overleven door bruikbare omzettingen van energie en door handhaving van hun vitale toestand.

Classificatie

Classificatie

Classificatie of ordening is zowel de activiteit van het ordenen van objecten in een schema, als het geformaliseerde (vastgelegde) schema zelf. Classificatie in engere zin is de activiteit en het resultaat van het indelen of samennemen van objecten in verschillende groepen of klassen, op grond van overeenkomst in eigenschappen. Een classificatie of classificatiesysteem is het geformaliseerde resultaat van die activiteiten. Dergelijke systemen worden bijvoorbeeld in een schema of in een dendrogram weergegeven. Classificeren in de zin van rubriceren, categoriseren, diagnosticeren, determineren of identificeren betreft ten slotte het toepassen, gebruik maken, van een bestaand, formeel classificatiesysteem.

Genetica

Genetica

Genetica of erfelijkheidsleer is de biologische wetenschap die erfelijkheid beschrijft en verklaart. Het inzicht dat levende wezens eigenschappen van hun ouders erven, wordt al duizenden jaren gebruikt bij het kweken van gewassen en fokken van dieren. De basisregels van de genetica – hoe organismen eigenschappen aan hun nakomelingen doorgeven – werden in de 19e eeuw ontdekt door Gregor Mendel, wiens werk rond 1900 bekend werd.

Gedrag

Gedrag

Gedrag is het geheel van acties en reacties van een organisme, gewoonlijk met betrekking tot de natuurlijke omgeving en de sociale omgeving. De psychologie maakt verder onderscheid tussen uitwendig, voor derden waarneembaar gedrag, en inwendig, innerlijk gedrag zoals denken en voelen.

Geslacht (biologie)

Geslacht (biologie)

In de taxonomie, de indelingsleer van de biologie, is een geslacht of genus een taxonomische rang boven de rang van soort. De wetenschappelijke naam van een soort bestaat altijd uit de geslachtsnaam, beginnend met een hoofdletter, met daarop volgend de soortaanduiding (epitheton), die altijd met kleine letters wordt geschreven. Boven een geslacht is de rang van onderfamilie en bij grote onderfamilie eerst nog een geslachtengroep.

Evolutiebiologie

Evolutiebiologie

Evolutiebiologie is het vakgebied binnen de biologie dat zich bezighoudt met het bestuderen van de evolutie. Het houdt de studie in naar de mechanismen van evolutie en natuurlijke selectie, en het achterhalen van de evolutionaire geschiedenis van bestaande en fossiele organismen.

Anatomie

Anatomie

Anatomie is het onderdeel van de biologische morfologie dat de structuur en de organisatie van organismen behandelt. Daarbinnen worden zoötomie en plantenanatomie onderscheiden.

Fossiel

Fossiel

Fossielen zijn alle resten en sporen van planten en dieren die geconserveerd zijn in gesteente. Hoewel dat vaak wordt gedacht, hoeven fossielen niet 'versteend' te zijn. Zeer veel fossielen zijn inderdaad niet versteend. Zelfs uit zeer oude gesteenten zijn fossiele resten bekend die nauwelijks veranderd zijn. Verder denken velen dat fossielen altijd zeer oud zijn. Ook dit is niet terecht. Er zijn vele zeer jonge fossielen bekend, ontstaan in een periode waarin er al mensen op aarde waren.

Aminozuur

Aminozuur

Een aminozuur is een organische verbinding die zowel een carboxygroep (-COOH) als een aminegroep (-NH2) bezit. Meestal worden in de biochemie met aminozuren specifiek α-aminozuren bedoeld. Bij dit soort verbindingen staan de carboxygroep en de aminogroep op hetzelfde (meestal chirale) koolstofatoom. α-Aminozuren, ook wel proteïnogene aminozuren genoemd, zijn de bouwstenen van peptiden. Peptide-moleculen onderscheiden zich van polypeptiden of eiwitten door het geringe aantal aminozuren, maar kunnen zelf dienen als bouwsteen voor polypeptiden of eiwitten. Daarnaast dienen sommige aminozuren als precursor in de biosynthese van andere aminen, zoals de verschillende catecholaminen die uit tyrosine gevormd worden.

Celkern

Celkern

De celkern of nucleus is het door een membraan omsloten deel van een cel waarin het genetisch materiaal (DNA) is opgeslagen. Alle levende wezens waarvan de cellen een kern bevatten, worden ingedeeld bij de eukaryoten: dit zijn de planten, dieren, schimmels en de eencellige protisten.

Mitochondrion

Mitochondrion

Een mitochondrion of mitochondrium is een door twee membranen omsloten celorganel dat, middels het metabole proces van de celademhaling, fungeert als energieomzetter in de eukaryote cel. Een mitochondrion heeft een diameter van ongeveer 1 micrometer. Cellen met een relatief grote energiebehoefte, bijvoorbeeld spiercellen, hebben een relatief groot aantal mitochondriën in hun cytoplasma.

Cytoplasma

Cytoplasma

Het cytoplasma is de volledige inhoud van een cel, met uitzondering van de celkern. Het cytoplasma bestaat uit het cytosol, de organellen en alle andere inwendige celcomponenten zoals eiwitten. Het cytoplasma wordt begrensd door een membraan, dat ervoor zorgt dat de levende celinhoud niet naar buiten stroomt. Het cytoplasma bestaat voor ongeveer 80% uit water en is rijk aan eiwitten, koolhydraten, ionen en nucleïnezuren.

Historische ontwikkeling van het soortconcept

Tot circa 1800

In de vroegste wetenschappelijke werken was een soort een groep nagenoeg identieke organismen die in een of meer duidelijk waarneembare kenmerken verschilden van andere organismen; er werden geen groepskenmerken expliciet gemaakt.

John Ray was in 1686 de eerste bioloog die, in zijn Historia plantarum, een werkbare definitie van het concept 'soort' formuleerde:

Over de verschillende soorten (zoals ze dat noemen) van planten

Teneinde het aantal planten te kunnen bepalen, en er een goede indeling van te maken, is het noodzakelijk dat we een of andere eigenschap zoeken die een onderscheidend kenmerk is van soorten (zoals ze dat noemen). Maar hoewel wij er lang en veel naar hebben gespeurd, deed er zich geen enkele zekerder eigenschap voor dan de kenmerken die voortgeplant worden door het zaad. Op welke wijze er derhalve ook verschillen uit dezelfde zaden tevoorschijn komen, hetzij in een eenling, hetzij in een soort van planten, die zijn toevallig en niet soortbepalend. Zij planten namelijk hun kenmerken niet opnieuw uit het zaad voort. ...

Want zij die in onderscheidende kenmerken van elkaar verschillen, houden altijd die onderscheidende kenmerken, en deze komen niet voort uit het zaad van de andere, of vice versa.[2]

John Ray, 1686

Dit concept gaat ervan uit dat een soort een eenheid is waarvan bij reproductie de kenmerkende eigenschappen in dezelfde gedaante opnieuw tevoorschijn komen. Ray zegt niets over het al dan niet kruisbaar zijn van deze soorten en of ze bij kruising al dan niet vruchtbare nakomelingen voortbrengen.

Carl Linnaeus (1707 - 1778)
Carl Linnaeus (1707 - 1778)

In de achttiende eeuw plaatste Linnaeus organismen in een schema op basis van de vorm (bij planten aanvankelijk die van hun reproductie-organen). Hoewel hij organismen indeelde op basis van overeenkomst in vorm, postuleerde hij nog geen verwantschap tussen op elkaar gelijkende soorten. De benadering was idealistisch: van iedere soort bestaat een "ideale vorm". Hoewel er altijd verschillen bestaan (hoe klein ook soms) tussen individuen, beschouwde Linnaeus deze variatie als problematisch. Hij streefde ernaar om individuen te vinden die volgens hem typisch waren voor de soort. Exemplaren die minder aan het stramien voldeden vond hij afwijkend en onvolmaakt.

In de achttiende eeuw werd nog algemeen aangenomen dat er geen gemeenschappelijke voorouders bestonden, hoeveel sommige soorten organismen ook op elkaar mochten lijken; iedere soort was opzichzelfstaand geschapen door God, een gezichtspunt dat tegenwoordig creationisme wordt genoemd.

Tegen de negentiende eeuw waren de meeste biologen tot het inzicht gekomen dat soorten in de loop van de tijd kunnen veranderen, en dat de aarde al lang genoeg bestond om belangrijke veranderingen mogelijk te maken. Het probleem verschoof nu meer naar hoe een soort dan wel kon veranderen in de loop der tijd. Lamarck opperde dat een organisme een verworven kenmerk door kon geven aan de volgende generatie. Stel bijvoorbeeld dat een dier zijn nek herhaaldelijk uitrekt om bij hogere bladeren in een boom te kunnen: de langere nek die het hierdoor heeft ontwikkeld zou dan volgens zijn theorie doorgegeven kunnen worden aan het nageslacht. Dit bekende en simplistische voorbeeld doet overigens geen recht aan de diepte en subtiliteit van Lamarcks ideeën hierover.

Lamarck en Darwin

Lamarcks belangrijkste inzicht was wellicht dat soorten aan verandering onderhevig zijn; zijn werk uit 1809, Zoölogische filosofie, bevat een van de eerste logische ontkrachtingen van het creationisme. Nadat Charles Darwin op het toneel verscheen raakten de theorieën van Lamarck in de vergetelheid. Pas in de late 20e eeuw werden zijn ideeën opnieuw onderzocht en kregen ze een plaats in de moderne theorie van de adaptieve radiatie. Verder bleek sinds de jaren 1990 steeds meer dat zogenaamde epigenetische processen de structuur van het DNA van een organisme tijdens zijn leven kunnen veranderen. Zo werd rond de eeuwwisseling DNA-methylering ontdekt, een proces waarbij bepaalde stoffen aantoonbaar het DNA van menselijke lichaamscellen kunnen veranderen.

Darwin en Alfred Wallace stelden de evolutietheorie op, die de basis voor de moderne biologie vormt. Volgens Darwin zijn het de populaties die evolueren, niet de individuen. Zijn argument berust op een beschouwingswijze die ten opzichte van Linnaeus' radicaal nieuw was: in plaats van soorten te definiëren aan de hand van een ideale vorm en van dat ideaal een voorbeeld te zoeken, beschouwde Darwin variatie tussen individuen als een natuurlijk gegeven. Verder redeneerde hij dat dergelijke variatie voor de populatie een goede zaak is, in plaats van een hinderlijk en problematisch verschijnsel.

In het voetspoor van Thomas Malthus redeneerde hij dat een populatie ertoe neigt omvangrijker te worden dan de bestaansbronnen toelaten, en dat sommige individuen zullen sterven zonder zich voort te planten. Darwin redeneerde dat de organismen die sterven zonder zich voort te planten minder goed toegerust zijn voor de 'strijd om het bestaan', en dat organismen die zich in een bepaalde omgeving weten voort te planten, doorgaans ook het 'best aangepast' (fittest) zijn aan die omgeving. Variatie tussen leden van een soort is belangrijk, omdat verschillende, en veranderende, leefomgevingen verschillende eisen stellen. Er bestaat derhalve, in weerwil van Linnaeus, geen 'ideale vorm'; of een vorm voldoet of niet hangt af van de context van de leefomgeving.

Overlevende organismen van een gegeven soort geven geen verworven, maar hun overgeërfde eigenschappen door aan het nageslacht. Daarbij bepaalt het leefmilieu welke organismen van een bepaalde soort de kans krijgen zich voort te planten, en daarmee dus welke eigenschappen van de soort bewaard blijven of worden overgeërfd. Dit gegeven is het principe van Darwins theorie van 'evolutie via natuurlijke selectie'. In een populatie hebben bijvoorbeeld sommige dieren langere, en sommige kortere nekken. Als alle blaadjes hoog groeien zullen de dieren met korte nekken doodgaan; die met lange nekken zullen gedijen. Dergelijke processen kan men tegenwoordig gemakkelijk observeren bij het ontstaan van resistente bacterie-stammen. De ontwikkeling van de genetica heeft, vele jaren na Darwin, laten zien door welke mechanismen variabiliteit binnen de soort ontstaat, en hoe zulke kenmerken van generatie op generatie worden doorgegeven.

De biologische theorie van de evolutie der soorten middels natuurlijke selectie heeft belangrijke gevolgen, die het soortbegrip en de onderliggende aannames van het taxonomisch systeem van Linnaeus fundamenteel ondergraven. Alle nu levende en onderzochte organismen delen met elkaar dezelfde genetische code (het DNA-molecule), wat erop wijst dat ze afstammen van één gemeenschappelijke aartsouder, zoals Darwin al postuleerde.[3][4][5] Hierdoor zijn soorten geen homogene, vaste en onveranderlijke groepen meer; alle leden van een soort zijn verschillend en met de tijd veranderen soorten. Soorten kunnen dan niet meer duidelijk afgegrensd worden maar zijn slechts een gemiddelde van een constant veranderende serie genfrequenties. Linnaeus' systeem kan nog steeds worden gebruikt om individuen in groepen te plaatsen, maar die groepen zijn niet langer permanent en onveranderlijk.

Het ontstaan van een nieuwe soort uit een afstammingslijn heet het soortvormingsproces. Dit proces verloopt gewoonlijk in kleine stapjes, er is geen duidelijke lijn die een voorouderlijke soort van een daarvan afstammende soort afgrenst.

De soortclassificatie is ingrijpend veranderd door technologische vooruitgang, waardoor het mogelijk werd verwantschap te definiëren in termen van genetische overeenkomst. Dit moleculair genetisch onderzoek aan het DNA heeft tot een ware omwenteling geleid, in het omgooien van enorme delen van de fylogenetische stamboom. Een mooi voorbeeld daarvan is de stamboom van de vogels die sinds de jaren 1990 grondig is gewijzigd.

Het huidige wetenschappelijke soortbegrip laat geen eenduidige manier toe om in alle gevallen onderscheid tussen soorten te kunnen maken. Desondanks blijven biologen op zoek naar manieren om het taxonomische onderscheid tussen soorten mogelijk te maken.

Ontdek meer Historische ontwikkeling van het soortconcept per onderwerp

Concept (filosofie)

Concept (filosofie)

Een concept is, in de filosofie en in de wetenschappelijke theorievorming, een basisbegrip: een cognitieve (mentale) eenheid, waarin meerdere ideeën, op grond van hun cognitief ervaren verwantschap, worden samengevat tot een hogere cognitieve klasse.

Hybride (biologie)

Hybride (biologie)

In de biologie is een hybride, kruising of bastaard het resultaat van geslachtelijke voortplanting van twee verschillende types van organismes, zoals planten of dieren. De ouders van de kruising moeten herkenbare eenheden zijn, zoals:twee verschillende taxa, zoals soorten, ondersoorten, variëteiten, cultivars, rassen. Zo is gekruist raaigras een kruising van Engels raaigras met Italiaans raaigras. twee ingeteelde lijnen van rassen. Voorbeeld: een kruising van twee ingeteelde lijnen van spruitkool, mais, aardbei.

Carl Linnaeus

Carl Linnaeus

Carl Linnaeus of, nadat hij in 1761 in de adelstand was verheven, Carl von Linné was een Zweeds arts, plantkundige, zoöloog en geoloog. Zijn invloedrijkste werken zijn Species plantarum, waarvan de eerste druk (1753) sinds 1905 geldt als beginpunt van de botanische nomenclatuur, en Systema naturae, waarvan de tiende druk (1758) geldt als beginpunt van de zoölogische nomenclatuur.

18e eeuw

18e eeuw

De 18e eeuw is de 18e periode van 100 jaar, dus bestaande uit de jaren 1701 tot en met 1800. De 18e eeuw behoort tot het 2e millennium. Op politiek terrein hebben zich enorme verschuivingen voorgedaan, vooral in het laatste decennium. Na de Franse Revolutie van 1789 heeft Frankrijk zich ontwikkeld tot de meest agressieve mogendheid: onder leiding van Napoleon Bonaparte voert het oorlog tegen Rusland, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk, Portugal, Napels en het Osmaanse Rijk. Deze sterke expansiedrift doet zich voor aan het einde van een eeuw die juist een verlies van Franse macht op het continent en in de koloniën te zien heeft gegeven. Het Verenigd Koninkrijk heeft zich ontwikkeld tot de sterkste mogendheid in Europa, hoewel deze positie nu door Frankrijk wordt aangevochten. Vooral de omvang van het Britse koloniale rijk is toegenomen, ondanks het verlies van de nu onafhankelijke Verenigde Staten. Oostenrijk is evenals het Verenigd Koninkrijk een van de meest vooraanstaande en verbeten tegenstanders van het revolutionaire Frankrijk; het land heeft de afgelopen eeuw een voorname rol gespeeld in de strijd om de Europese hegemonie. Het andere belangrijke Duitse land, Pruisen, houdt zich afzijdig van de Europese troebelen. Het land heeft zich vooral door zijn sterke interne structuur de afgelopen honderd jaar kunnen opwerken tot een van de machtigste mogendheden. De kolos in het oosten, Rusland, heeft zijn grenzen verder naar het westen verlegd en speelt nu eigenlijk voor het eerst in zijn geschiedenis daadwerkelijk een rol van betekenis in de Europese politiek. Deze vijf landen – Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, Pruisen en Rusland – bepalen grotendeels het politieke gezicht van Europa in de achttiende eeuw.

A priori

A priori

A priori is wat van tevoren gegeven is, voorafgaand aan de ervaring of onafhankelijk van de ervaring. Meer in het bijzonder heeft dit betrekking op vaststellingen en/of oordelen die onafhankelijk van de zintuiglijke indrukken uitgesproken worden, ofwel zonder onderzoek.

God (christendom)

God (christendom)

Binnen het christendom is God het eeuwig wezen, dat alle dingen schept en behoudt. De Bijbel en de christelijke traditie verwijzen naar God in persoonlijke termen, als iemand die is, spreekt, ziet, hoort, handelt en liefheeft. God wordt in de Bijbel beschreven als sterk begaan met de mensen en hun heil.

Creationisme

Creationisme

Het creationisme, begrepen in de zin van scheppingsleer, is de religieus geïnspireerde overtuiging of opvatting dat het universum en de Aarde, maar ook alle planten en dieren alsmede de mens, hun ontstaan te danken hebben aan een scheppingsdaad. Deze scheppingsdaad impliceert een schepper en kan gezien worden als een vrij plotseling en eenmalig gebeuren, dan wel als een geleidelijk en voortgaand proces.

19e eeuw

19e eeuw

De 19e eeuw is de 19e periode van 100 jaar, dus bestaande uit de jaren 1801 tot en met 1900. De 19e eeuw behoort tot het 2e millennium.

Aarde (planeet)

Aarde (planeet)

De Aarde is vanaf de Zon gerekend de derde planeet van het zonnestelsel. Ze is zowel qua massa als qua volume de grootste van de vier binnenste planeten, die een vast oppervlak hebben van steenachtig materiaal, en "aardse planeten" worden genoemd. Op de Aarde komt leven voor: ze is de woonplaats van miljoenen soorten organismen. Of ze daarin alleen staat is onduidelijk, maar in de rest van het heelal zijn tot nog toe nergens sporen van leven gevonden. Radiometrische dateringen hebben uitgewezen dat de Aarde 4,57 miljard jaar geleden is ontstaan en het leven maximaal 1 miljard jaar daarna. Sinds het ontstaan van leven op Aarde is de aardatmosfeer geleidelijk zuurstofrijk geworden, waardoor een beschermende ozonlaag kon ontstaan en zich aerobe organismen konden ontwikkelen.

Geologische tijdschaal

Geologische tijdschaal

De geologische tijdschaal is de indeling van de geschiedenis van de Aarde in geologische tijdperken. Er zijn in de loop der tijd verschillende tijdschalen gepubliceerd, maar de in de geologie gebruikte tijdschaal is de laatste versie van de International Commission on Stratigraphy (ICS). Dat betekent dat in oudere publicaties vaak alternatieve namen of dateringen van boven- of ondergrenzen van tijdperken gebruikt worden. De in 2004 gebruikte tijdschaal volgt hieronder. Zie ook diepe tijd voor een uitleg over de evolutionaire uitrekking van de geologische tijdschaal.

Charles Darwin

Charles Darwin

Charles Robert Darwin was een Engelse autodidact op het gebied van natuurlijke historie, biologie en geologie. Darwin ontleent zijn roem aan zijn theorie dat evolutie van soorten wordt gedreven door natuurlijke selectie. Het bestaan van evolutie werd omstreeks 1850 al door een groot deel van de wetenschappelijke gemeenschap geaccepteerd. De acceptatie van natuurlijke selectie als aandrijvend mechanisme liet langer op zich wachten, maar geldt tegenwoordig in de wetenschap als onomstreden.

Adaptieve radiatie

Adaptieve radiatie

Adaptieve radiatie is een vorm van evolutie waarbij soortvorming uit een gemeenschappelijke voorouder optreedt door adaptie aan verschillende ecologische niches.

Nadere beschouwing van het soortbegrip

Verschillende definities

Het soortbegrip is een van de centrale concepten in de biologie en een groot aantal verwante vakken. Desondanks is het niet scherp gedefinieerd, en onderwerp van discussie. Enkele manieren om een soort te definiëren zijn:

  • De morfologische soort. Een morfologische soort is een verzameling organismen die een vergelijkbare, specifieke vorm hebben. Men onderscheidt bijvoorbeeld een eend van een kip omdat ze (onder andere) verschillend gevormde snavels hebben en de eend zwemvliezen heeft. Op deze manier werden soorten al in de prehistorie, voor het begin van de geschreven geschiedenis, mondeling gedefinieerd. Het uitgangspunt is daarbij dat vormverwantschap duidt op bloedverwantschap, op het hebben van gemeenschappelijke voorouders. Hoewel er kritiek mogelijk is op het morfologische soortconcept, is dit concept, met name in de paleontologie en in plantkunde, het meest gebruikte en soms het enige concept.
  • De biologische soort. Een biologische soort is een verzameling organismen, die onder natuurlijke omstandigheden tot geslachtelijke voortplanting komen en daarbij vruchtbare nakomelingen kunnen produceren. Dit is meestal de nuttigste definitie voor levende gewervelde dieren, zoals zoogdieren, vissen en vogels. De definitie is echter niet van toepassing op organismen die zich niet seksueel voortplanten.
Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de theoretische mogelijkheid tot onderlinge voortplanting en het daadwerkelijke optreden van genenoverdracht.
Zo is het bijvoorbeeld mogelijk een paard met een ezel te kruisen en nakomelingen (muildieren of muilezels) te krijgen. Om twee redenen worden paard en ezel toch niet als één soort beschouwd:
  1. paarden en ezels zullen normaliter in het wild niet kruisen en
  2. de nakomelingen zijn maar heel zelden vruchtbaar.
Het belangrijkste kenmerk van een biologische soort is dat de genenoverdracht plaatsvindt binnen de soort en dat er geen significante genenoverdracht optreedt met groepen buiten de soort.
  • De fylogenetische soort. Een fylogenetische of evolutionaire soort is de kleinst mogelijke verzameling van organismen met een gemeenschappelijke voorouder. De soort heeft een afstammingslijn die in tijd en plaats verschilt van andere afstammingslijnen. Op een bepaald moment in de geschiedenis van een dergelijke afstammingslijn kunnen divergerende zijlijnen ontstaan. Als een zijlijn zich duidelijk onderscheidt, worden de twee afstammingslijnen beschouwd als twee afzonderlijke populaties en verder als aparte soorten gezien. Op deze manier is bijvoorbeeld een verschil in DNA-sequenties de reden waarom er onder de in Afrika voorkomende olifanten nu twee soorten worden onderscheiden.[6]

Er zijn overigens nog 20 andere definities mogelijk. Al deze definities moeten worden beschouwd als veronderstellingen (hypotheses) over de evolutionaire afstamming en afgrensbaarheid van een verzameling organismen. Naarmate meer informatie beschikbaar komt, kan het nodig zijn het oordeel te herzien. Door de vorderingen die de moleculair genetische onderzoektechnieken de laatste decennia hebben geboekt en nog steeds boeken, is er een grote hoeveelheid nieuwe informatie beschikbaar gekomen om de overeenkomsten en verschillen tussen soorten te kunnen beoordelen. Veel populaties die voorheen als aparte soorten werden beschouwd worden nu tot een enkele biologische groep gerekend, en veel groepen die vroeger als een eenheid werden beschouwd zijn nu opgesplitst. Bij hogere rangen in de taxonomie zijn de verschillen nog veel ingrijpender zichtbaar.

Soorten onderscheiden en het soortvormingsproces

De ideeën van de evolutiebioloog Ernst Mayr zijn lange tijd van grote invloed geweest op de theorieën over soortvorming. Voor Mayr was reproductieve isolatie door geografische barrières zoals bergketens, zeestraten en brede rivieren essentieel (allopatrische soortvorming). Daarnaast onderscheidde hij peripatrische soortvorming en parapatrische soortvorming. Sympatrische soortvorming beschouwde hij met wantrouwen. Hij waarschuwde voor overschatting van het belang van het moleculair genetisch onderzoek aan de fylogenie, wat hij zag als een vorm van reductionistisch redeneren.[7]

Bij het definiëren van een soort worden de geografische omstandigheden uiteraard pas belangrijk als de populaties duidelijk verschillen. Een klein verschil zou voldoende kunnen zijn om een nieuwe soort te definiëren, mits dit duidelijk en consequent waarneembaar is. Meestal worden zeer kleine variaties, bijvoorbeeld samenhangend met, of veroorzaakt door verschillen in standplaats, genegeerd om twee redenen: praktische hanteerbaarheid van de indeling en genetische overeenkomst. Als twee populaties zo nauw verwant zijn dat ze alleen te onderscheiden zijn aan de hand van obscure en microscopische verschillen in morfologie, of een enkele basensubstitutie in een DNA-volgorde, dan zal het aantonen van een beperking in de genenoverdracht waarschijnlijk nauwelijks mogelijk zijn.

Mogelijke criteria voor soortsonderscheid zijn:

  • Het is mogelijk om tussen twee populaties een kwantitatief verschil voor een bepaalde eigenschap betrouwbaar te meten; er bestaat geen overlap. De ene populatie heeft bijvoorbeeld een dikkere vacht, een ruigere boombast, langere oren of grotere zaden dan de andere. Een dergelijk kenmerk mag binnen een populatie wel wat variëren, maar niet zodanig dat er sprake is van overlap met de andere populatie. Bij een voldoende grote steekproef, zijn er duidelijk twee gescheiden groepen aan te wijzen. Merk op dat dit betrekking heeft op 'populaties' en niet op individuen. Het is mogelijk dat een klein aantal, uitzonderlijke individuen in een populatie net niet aan de regel voldoet. Hoe minder variabiliteit er binnen een populatie bestaat en hoe meer variabiliteit tussen de populaties, hoe sterker het argument wordt dat dit verschil significant is.
  • Het is mogelijk een kwalitatief onderscheid te maken tussen de populaties; er is een kenmerk dat niet voortdurend variabel is, maar óf aan- óf afwezig. Bijvoorbeeld een karakteristieke vorm van een zaadpeul, of een extra slagpen, of een bepaald baltsgedrag, of een duidelijk verschillende DNA-volgorde. Bij insecten worden soms de verschillen in de vorm van de genitaliën gebruikt voor het indelen in soorten, omdat deze vorm vaak bepaalt of er überhaupt gepaard kan worden, waarmee de genoverdracht kan plaatsvinden.

Soms kan er niet één enkel verschil tussen soorten worden vastgesteld en moeten verschillende kenmerken tezamen worden bekeken. Dit is vooral bij planten vaak het geval. Bij twee soorten uit de Mirtefamilie (Myrtaceae) kan bijvoorbeeld niet betrouwbaar worden onderscheiden tussen Corymbia ficifolia en Corymbia calophylla, maar op populatieniveau is er een duidelijk onderscheid tussen de twee soorten, voor wat betreft de bloemen, bast, knoppen, aantal bloemen behorend bij een bepaalde boomgrootte en de vorm van de bladeren en de vruchten.

Bij gebruik van een combinatie van kenmerken om onderscheid te maken tussen twee populaties moet men een vrij klein aantal kenmerken kiezen; als er meer dan zes nodig zouden zijn is het genetisch verschil tussen de populaties waarschijnlijk klein en zal dit waarschijnlijk in de toekomst niet blijven bestaan. De gekozen kenmerken moeten bovendien onafhankelijk van elkaar zijn. Lengte en gewicht (massa) hangen bijvoorbeeld meestal sterk samen en dienen daarom als één kenmerk te worden beschouwd.

Grenzen tussen soorten

Hybridisatie

Vaak is er een hybridisatiezone, een zone waar verschillende soorten met overlappende verspreidingsgebieden onderling hybridiseren. Meestal zal zo'n hybridisatiezone vertegenwoordigers van een of beide 'zuivere' populaties bevatten, plus hybriden van de eerste generatie en terugkruisingen. De sterkte van de barrière tegen de genetische vermenging van de zuivere groepen kan worden gerelateerd aan de breedte van de hybridisatiezone ten opzichte van de verspreidingsafstand van de betrokken organismen.

Enkele voorbeelden:

  • De verspreidingsafstand van een eik is de afstand waarop een vogel of eekhoorn een eikel van die boom in redelijkheid zou kunnen verplaatsen.
  • De verspreidingsafstand van numbats (buidelmiereneter, Myrmecobius fasciatus) is circa 15 kilometer, de afstand die jonge numbats normaliter afleggen om een nieuw eigen territorium te vinden als ze het nest verlaten.

Hoe smaller de hybridisatiezone ten opzichte van de verspreidingsafstand, des te minder genoverdracht er plaatsvindt tussen de populaties en des te waarschijnlijker het is dat ze gescheiden evolutionaire paden zullen blijven volgen. Niettemin kan het erg lastig zijn om de toekomst met betrekking tot een hybridisatiezone te voorspellen; de beslissing of de hybridiserende populaties als een of twee soorten moeten worden beschouwd is moeilijk en potentieel controversieel.

Clinaal

De populatievariatie kan ook 'clinaal' (geleidelijk) zijn: aan de extreme uiteinden (b.v. noord en zuid) van het geografische verspreidingsgebied zijn 'gemiddelde individuen' duidelijk van elkaar verschillend, maar de overgang daartussen in het verspreidingsgebied verloopt heel geleidelijk.

Voorbeelden:

  • Noord-Australische koala's zijn duidelijk kleiner en lichter dan die in het zuiden, maar er is geen duidelijke grenslijn: hoe verder naar het zuiden een koala wordt aangetroffen, hoe groter en donkerder hij gemiddeld zal zijn; Koala's in tussenliggende regionen zitten daar wat gewicht en kleur betreft tussenin. Dichter bij huis vormt de kleur van de buik van de boomklever een voorbeeld: in Scandinavië is de buik bijna wit tot lichtoranje, terwijl naar het zuiden toe tot in Midden-Europa de kleur steeds donkerder oranje wordt.
  • Daarentegen gaan de zwartrugvorm (noordelijke) en witrugvorm (zuidelijke) van de zwartrugfluitvogels (Gymnorhina tibicen) niet geleidelijk in elkaar over: noordelijke populaties hebben zwarte ruggen, zuidelijke populaties witte, en er is een uitgebreide hybridisatiezone waar zowel de zuivere vormen als hybriden algemeen voorkomen. In Europa zien we iets vergelijkbaars bij de witte kwikstaart en de rouwkwikstaart die beide meestal tot dezelfde soort gerekend worden.

De variatie van de boomklevers en de koala's is clinaal, waarbij de koala's in ieder bepaald gebied op elkaar lijken. De variatie bij de fluitvogels en de kwikstaarten is niet clinaal. In beide gevallen is er onzekerheid over de juiste classificatie, maar de consensus is dat het in beide gevallen nog niet gerechtvaardigd is om van aparte soorten te spreken. De genenuitwisseling tussen de noordelijke en de zuidelijke ekster wordt wel voldoende groot geacht om ze tot ondersoorten te bestempelen (niet tot aparte soorten); maar de naadloze overgang tussen de noordelijke en zuidelijke koala's toont aan dat er een aanzienlijke genenoverdracht tussen het noorden en het zuiden plaatsvindt. Om deze reden achten experts zelfs een indeling in ondersoorten in dit geval niet juist.

Ontdek meer Nadere beschouwing van het soortbegrip per onderwerp

Morfologie (biologie)

Morfologie (biologie)

De morfologie is de tak van de biologie die de bouw en vorm bestudeert van organismen (vormleer), hun organen (orgaanleer) en weefsels en probeert hun veelvormigheid terug te brengen tot evolutionair te duiden bouwplannen. De term morfologie moet dan opgevat worden als een overkoepelende term. De term anatomie slaat gewoonlijk op de meer gedetailleerde schaal, zoals dat van het orgaan-, weefsel- en celniveau, hoewel daar ook meer specifieke termen voor zijn als histologie voor de studie van weefsels, en celbiologie of cytologie voor de studie op celniveau.

Eenden

Eenden

Eend is de algemene naam voor een aantal soorten vogels uit de familie van eendachtigen (Anatidae). Alle soorten uit de Anatidae worden "eenden" genoemd, behalve de soorten uit de onderfamilie Anserinae, de ganzen en zwanen. Eenden zijn hoofdzakelijk aquatische vogels, meestal kleiner dan hun verwanten, de zwanen en de ganzen, met een kortere nek, en kunnen in zowel zoet als zout water worden gevonden. De Tadorninae, waartoe onder andere de bergeend behoort, houden qua formaat het midden tussen een gans en een eend.

Kip (vogel)

Kip (vogel)

De kip of het huishoen is een gedomesticeerde vogel uit de familie van de fazantachtigen (Phasianidae). De wetenschappelijke naam van de ondersoort werd in 1789 als Phasianus gallus domesticus gepubliceerd door Johann Friedrich Gmelin.

Paleontologie

Paleontologie

Paleontologie is de wetenschap die fossiele resten of sporen van organismen bestudeert, om aan de hand daarvan de aarde en evolutie van het leven op aarde in het geologisch verleden te reconstrueren. Paleontologie probeert ook de verwantschap van nu levende organismen met uitgestorven soorten uit het verleden vast te stellen. Zij bestudeert van uitgestorven soorten daarnaast hun leefomgeving (paleomilieu) en plaats in een ecosysteem (paleo-ecologie). De opeenvolging van fossielen wordt gebruikt om de ontwikkeling van het leven tijdens de geschiedenis van de Aarde te bepalen, maar ook om de ouderdom van bepaalde afzettingen vast te stellen (biostratigrafie).

Plantkunde

Plantkunde

De plantkunde, botanie, fytologie, of botanica is een tak van de biologie. Het heeft een lange geschiedenis en verschillende disciplines.

Geslachtelijke voortplanting

Geslachtelijke voortplanting

Geslachtelijke voortplanting of seksuele reproductie is voortplanting die plaatsvindt wanneer twee verschillende individuen hun DNA bij de bevruchting in de haploïde geslachtscellen (gameten) combineren in een nakomeling. De combinatie van DNA is in de regel alleen mogelijk wanneer door meiotische celdeling het aantal chromosomen is gehalveerd, voorafgaand aan de vorming van de voortplantingscellen. Bij zich geslachtelijk voortplantende organismen is er een kernfasewisseling: een afwisseling van een haploïde fase, de haplofase, met een diploïde fase, de diplofase.

Gewervelden

Gewervelden

Gewervelden of vertebraten (Vertebrata) vormen een onderstam van chordadieren. Gewervelde dieren kenmerken zich door de aanwezigheid van een wervelkolom, een schedel en neurale lijstcellen. Tot de gewervelden behoren onder meer de prikken, vissen, amfibieën, reptielen, vogels en de zoogdieren. De gewervelden maken het grootste deel uit van de Chordata, dieren die een chorda dorsalis hebben. Tot de Chordata behoren naast de gewervelden ook lancetvisjes (Cephalochordata) en manteldieren (Urochordata). Er zijn ongeveer 70.000 soorten gewervelde dieren benoemd en beschreven.

Organisme

Organisme

Een organisme of levend wezen is een levende, materiële entiteit die zich door middel van biologische processen, zoals een eigen stofwisseling, duurzaam in stand houdt. Voorbeelden van organismen zijn dieren, planten, schimmels, protisten, bacteriën en archaea.

Paard (dier)

Paard (dier)

Het paard is een gedomesticeerd hoefdier uit de orde der onevenhoevigen, en de familie der paardachtigen (Equidae). De wetenschappelijke naam van het gedomesticeerde paard werd als Equus caballus in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus. Het gedomesticeerde paard wordt voornamelijk gehouden als rij- en trekdier.

Ezel (dier)

Ezel (dier)

De ezel is een zoogdier uit de familie van de paardachtigen (Equidae). De wetenschappelijke naam van dit dier werd als Equus asinus in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus. Wanneer de ezel, zoals hier, beschouwd wordt als de gedomesticeerde vorm van de wilde ezel, dan moet volgens ICZN Opinion 2027 als soortnaam de naam Equus africanus gebruikt worden.

Afrikaanse olifanten

Afrikaanse olifanten

De Afrikaanse olifanten (Loxodonta) vormen een geslacht uit de familie der olifanten (Elephantidae). Fossielen van dit geslacht zijn enkel bekend uit Afrika, waar de dieren al sinds het midden-Plioceen voorkomen. Tegenwoordig bestaan er nog twee soorten, die allebei afstammen van de twee miljoen jaar geleden uitgestorven Loxodonta adaurora. De soorten uit dit geslacht behoren tot de grootste hedendaagse landdieren op aarde. De stier van de savanneolifant kan meer dan zes ton zwaar worden.

Moleculaire genetica

Moleculaire genetica

Moleculaire genetica is de wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van structuur en functie van genen op een moleculair niveau. Moleculaire genetici spitsten zich voornamelijk toe op de werking van DNA en RNA in allerlei omstandigheden: op de replicatie, expressie, en regulatie van deze moleculen en de effecten daarvan op het organisme. Moleculaire genetici maken gebruik van methoden uit de genetica en moleculaire biologie.

Bron: "Soort", Wikipedia, Wikimedia Foundation, (2022, December 9th), https://nl.wikipedia.org/wiki/Soort.

Geniet u van Wikiz?

Geniet u van Wikiz?

Download dan nu onze GRATIS uitbreiding!

Zie ook

The content of this page is based on the Wikipedia article written by contributors..
The text is available under the Creative Commons Attribution-ShareAlike Licence & the media files are available under their respective licenses; additional terms may apply.
By using this site, you agree to the Terms of Use & Privacy Policy.
Wikipedia® is a registered trademark of the Wikimedia Foundation, Inc., a non-profit organization & is not affiliated to WikiZ.com.